Officier legt Van der Ploeg dood door schuld ten laste

Foto: Winsum Nieuws

AMSTERDAM – De officier van justitie van de Amsterdamse rechtbank heeft vanochtend Matthijs van der Ploeg en zijn 48-jarige bedrijfsleider K. B. dood door schuld ten laste gelegd bij het begin van de rechtszaak over de in 2010 gekapseisde schelpenzuiger Frisia. Ook legt de aanklager hen ernstige overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet ten laste.

Het schelpenzuigerschip de Frisia kwam in 2010 in ernstige moeilijkheden en kapseisde. Hierbij verdronken de twee bemanningsleden stuurman Jannes Lap 49) en matroos Steven van den Broek(19); de kapitein Jan Tuin(46) overleed enkele dagen later aan de gevolgen van het ongeval. Na een – vernietigend – rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid sleepte de zaak zich jaren voort. Dit als gevolg van onderzoeken die justitie en de advocaat van de Zoutkamper rederij instelden. De vader van de omgekomen matroos diende zelf een aanklacht in.
Feiten die in het oog springen zijn: een niet-zeewaardig schip, technische gebreken aan het schip waardoor het water maakte, en ondeugdelijk reddingsmateriaal. Ook beschikte de bemanning niet over de deugdelijke papieren om aan boord te mogen gaan. Zo had de omgekomen matroos geen enkele training of opleiding gehad. Uiteindelijk is het tot de inhoudelijke behandeling van de zaak gekomenen die vandaag is begonnen en woensdag eindigt met de strafeis.
De aanklager stelde vanochtend: ‘De werkgever, de eigenaar van het schip en de twee leidinggevenden zijn gedagvaard door het OM op verdenking ten aanzien van dood door schuld.’ Ook verdenkt de officier hen van overtreding van artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet. In de woorden van de officier van justitie: ‘Het is de werkgever verboden om handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is.’
Ook stelt de officier hen verantwoordelijk voor het niet-naleven van de regels: ‘De eigenaar (het bedrijf plus leidinggevende) verwijten we daarnaast de overtreding van aantal artikelen van de Zeevaartbemanningswet. Dat ziet toe of dat de bemanning voldoende opgeleid was, dan wel bekend genoeg waren met procedures aan boord.’
Matthijs van der Ploeg zei tijdens de zitting dat hij zwaar gebukt gaat onder het dramatisch ongeval. ‘Ik sta er mee op en ik ga er mee slapen. Ik ben er 14 jaar ouder van geworden. Hij voerde aan dat de bemanning van de Frisia door absoluut foute beslissingen, zoals het varen zonder licht op het voordek, verkeerde route en openstaande luiken, de scheepsramp heeft veroorzaakt.’ Met schroom voegde hij er aan toe dat de bemanning niet bij de les was. ‘De suggestie dat ik zou bezuinigen op veiligheidsmiddelen is een steek door mijn hart. Iedereen in ons bedrijf is bevoegd veiligheidsmiddelen te kopen als die nodig zijn. De bemanning was absoluut niet bij de les,’ zo voerde Van der Ploeg aan.
In de discussie over de vraag wie verantwoordelijk was voor het onderhoud van het schip onderbrak de officier hem: ‘In de waaier van bv’s moet duidelijk zijn welke rederij verantwoordelijk voor de Frisia was.’
Van der Ploeg verklaarde dat hij hoopt dat hij na de zaak ‘gewoon met de nabestaanden om tafel te kunnen.’ Bedrijfsleider B. zei: ‘Ik kan de vader van de verdronken matroos wel begrijpen dat hij aangifte deed. Ik had hetzelfde gedaan op basis van het rapport van de Onderzoeksraad.’

 

 
Cookieinstellingen