Terugblik op project leefbaarheid Ulrum

Foto: Berto Merx

Met een symposium op 30 mei sluit de Stichting Ulrum 2034 het ambitieuze project af dat de leefbaarheid van het dorp moet verbeteren. In een voorbeschouwing blikt Roelof Noorda, voorzitter van de stichting, terug op het project.  Over een wegkwijnend dorp dat zich zelf bij de tijd bracht: : ‘De mooiste ervaring is dat we met een groep mensen zijn die blijven geloven in waar ze mee bezig zijn.

Úlrum in 1985. Je kon je auto haast niet kwijt als je inkopen wilde doen. Een kapper,  een handel in bouwmateriaal, schoenenwinkel,  meubelzaak, verfwinkel, elektriciteits- en loodgieterszaak, supermarkt, gewone winkel, slagerij, cafetaria, tankstation en vast nog wel wat vergeten. Een zeer rijke gemeente vanwege de onroerend goed belasting  die de kazerne afdroeg als groot grondgebruiker in het Lauwersoog. Dertig jaar heeft de cocktail van ontvolking, gezinsverdunning, en vergrijzing zijn werk gedaan. Ulrum is daar niet uniek in. Dit sociaal-demografisch proces heeft talloze dorpen aangedaan, met vrijwel dezelfde gevolgen.

 

Wat anders is, is dat het dorp het niet zo maar over zich heen heeft laten gaan.  Vanaf 2010 is er gewerkt aan het Project Ulrum 2034. Om de leefbaarheid te verbeteren. Wie de nota’s en rapporten bekijkt, krijgt een herinnering . Het aanpakken van ‘poep op de stoep, het proberen lege plekken op te vullen met woningen, herbestemming vinden van lege winkelpanden, een ontmoetingsruimte als alternatief voor het gesloten verzorgingstehuis, het bundelen van activiteiten van sportverenigingen om tot één sportpark te komen, de verkeersveiligheid.

De oprichting van een kerkelijk museum (Ulrum is de bakermat van de Cockiaanse afsplitsing in het protestantisme). De zorg om de jeugdsoos in de lucht te houden. Verbetering van de bereikbaarheid van het dorp op het water, energiezuinig maken van woningen. Als men dit bij elkaar voegt in een plan, dan lijkt het verdraaid veel  op wat in de jaren tachtig in de grote steden wijkopbouw of buurtvernieuwing heette. Zonder de buurtopbouwwerkers en de enorme subsidiestromen uiteraard.

Roelof Noorda, zalige zon op het terras achter het huis, blikt terug op het project : ‘Ik ben van mening dat de fusie van de gemeente Leens,  Eenrum, Kloosterburen en Ulrum de doodsteek voor Ulrum is geweest. Leens werd het centrumdorp van de gemeente en dat heeft  de winkels in Ulrum de kop gekost. Let wel, het is terecht dat de gemeente een centrumdorp aanwees, dat kon niet anders. Er zijn andere factoren geweest die daarbij de achteruitgang van Ulrum hebben versterkt.

Het postkantoor ging dicht, de politiepost verdween, mensen gingen de voorzieningen achterna. Als een man in Assen werkt, de kinderen in Winsum naar school gaan, dan is het begrijpelijk dat zo’n gezin dichter bij het werk wil wonen. Het is logisch dat bejaarden dichter bij de voorzieningen willen wonen en daarom naar Leens trekken. Ik ben er heel stellig in: Ontvolking hou je niet tegen. Als mensen niet bij de supermarkt in Ulrum boodschappen willen doen, dan is daar geen levensvatbaarheid voor. Je kunt wel de aantrekkelijkheid om er te wonen van een dorp verbeteren.’

Wat is het geheim van het succes van Ulrum? ‘Dat is een omslag in het denken geweest. Voorheen maakte je een blauwdruk van plannen.  Dit en dat moet er komen en daar maak je een mooi plan van en de wethouder neemt dat in ontvangst en dan verdwijnt het ergens diep in een lade. Want er is geen geld voor. De grote omslag hebben we gemaakt met wethouder Van Gelder. We zijn gaan bepalen wat we zelf kunnen doen, hoe we zelf aan geld kunnen komen en daarna een lijstje gemaakt van waar we welke hulp bij nodig hebben.  Onze plannen zouden 2,5 miljoen euro kosten. De gemeente De Marne heeft indertijd 5 miljoen van de provincie gekregen voor versterking van de leefbaarheid van de dorpen. Wij kregen daar 1,5 miljoen van. Dit geld hebben we gebruikt als aanjaagpremie. Van een aantal fondsen hebben we aanvullend geld gekregen doordat we konden laten zien wat we zelf aan financiering konden inbrengen. Het lukte ons om een miljoen los te weken door aan te geven wat we zelf zouden doen. Een voorbeeld. Het opplussen van particuliere woningen steunen we voor 40 procent. De andere 60 procent moet de eigenaar zelf voor elkaar krijgen. Een ander voorbeeld, de sportverenigingen.  Het is niet meer mogelijk om voor Zoutkamp, Ulrum en andere dorpen sportvelden in de lucht te houden. Het was heel moeilijk om de sportclubs in dit gebied op een lijn te krijgen voor de gedachte dat er één goed sportpark zou moeten komen. Het is heel moeizaam om verenigingen uit andere dorpen hier warm voor te krijgen. Maar er is beweging. Ik wil nog een keer benadrukken dat we met wethouder Van Gelder de omslag in het denken van de rol van de overheid hebben gemaakt. Van dit hebben we nodig en kan de wethouder daar voor zorgen, naar: Dit willen we, wat kunnen we zelf en waar kan de overheid ons helpen.’

Hoe krijg je een dorp op een lijn voor een dergelijk ambitieus plan? ‘Dat was niet gemakkelijk. De oude generatie werkte op de oude manier van plan inleveren en in de la verdwijnen.  Dat geeft een houding van: ja hoor, het was niks en het zal wel niks worden. Wat ik ook wil signaleren is dat mensen selectief informatie opnemen.  Je kunt nog zo zorgvuldig uitleggen en publiceren,  het selectief lezen en onthouden blijft een probleem. Wat leerzaam is voor andere dorpen, is het heel vroeg aanpakken van het communicatieprobleem. Besteed veel aandacht aan het smal houden van de kloof tussen projectgroep en de bevolking. Laat je successen zien, dat schept draagvlak. ‘

Wat is persoonlijk het mooiste succes? ‘Het opplussen van de particuliere woningen en 98 huurwoningen. Het oude noaberschap in een modern jasje steken, het functioneren van een klussendienst, het realiseren van een ontmoetingsplek voor ouderen met de GGD en Jeugd en Gezin in een pand aan de Kerkstraat.’

Wat was persoonlijk het moeizaamste dingetje? ‘Het realiseren van een dorpshuis op Kerkstraat 12. Het sleept zich maar voort. Zomer volgend jaar moeten de deuren open gaan.’

Noorda neemt even de tijd en zegt dan: ‘De mooiste ervaring is dat we met een groep mensen zijn die blijven geloven in waar ze mee bezig zijn. Onze houding van: we zijn niet in beton gegoten. Het besef van ons dat we soms erkennen dat iets hopeloos is en dat dat niet erg is. We vergaderen wel eens met de voeten op tafel…..Ieders mening is waardevol. De visie dat we het samen moeten doen.’

Berto Merx

 

Het symposium begint om 13.30 uur met een inloop in Het Ontmoetingscentrum. Dagvoorzitter is Arno van der Heijden. Het duurt tot 16.30 uur.

Cookieinstellingen