Lenie ’t Hart doet aangifte van bedreiging

Foto: Lenie 't Hart

Toen Lenie ’t Hart onlangs nietsvermoedend haar dagelijkse rondje langs de voor publiek toegankelijke dijk achter haar huis maakte, kreeg zij een verontrustend telefoontje. Het was Jeroen Boer, de voorzitter van Stichting Zeehondenopvang Eemsdelta. Hij meldde dat de directeur van de Zeehondencrèche in Pieterburen, dhr. Kuizenga, hem had gebeld en had gemeld dat “wanneer Lenie zich nog een keer op deze locatie liet zien, hij met een aantal personen naar haar toe zou komen”. Van deze bedreiging is Lenie ’t Hart ontzettend geschrokken. Zij heeft daarvan dan ook melding gemaakt bij de Politie in Delfzijl.

Lenie ’t Hart licht toe: “Ik maak deze wandeling al meer dan 25 jaar. Zoals altijd bleef ik op gepaste afstand van de zeehonden en de “zeehondenschutting”, waar onderzoekers van Pieterburen en de RUG (Rijks Universiteit Groningen) in deze periode zeehonden observeren die bij de zogenaamde inlaat liggen. Ik begrijp niet waarom mij op deze manier angst wordt aangejaagd. Wat wil men daarmee bereiken? Denken ze nou echt dat ik mij na 45 jaar inzet voor de zeehonden ineens niet meer om hun lot bekommer en mij door dit soort dreigementen laat wegjagen van de openbare ruimte?”

Wel is Lenie ’t Hart bezorgd over de toestand van de zeehonden in het Eems-Dollard gebied. Al een paar keer heeft zij de afgelopen weken zogenaamde huilers (verweesde jonge zeehonden) aangetroffen die door de onderzoekers van Pieterburen aan hun lot werden overgelaten. “Zo vond ik laatst een zeehond van een paar dagen oud, die al urenlang alleen bewegingloos in de brandende zon lag. Ik heb op afstand de situatie ruim drie uur lang geobserveerd. Een moederdier of andere zeehond was in de verste verte niet te zien. Gedurende al die tijd was er geen enkele reactie van de onderzoekers achter de schutting. Toen heb ik Tweede Kamerlid Dion Graus gebeld met de vraag wat ik moest doen. Zijn antwoord was eenduidig: “Volgens de Flora en faunawet zou een ieder hier moeten ingrijpen om het dier verder lijden te besparen.”

Daarop heb ik mijn man gebeld om mij te komen helpen. We zijn naar het observatiehutje gelopen, vanwaar we nogmaals nauwkeurig de omgeving hebben gecheckt op aanwezigheid van andere zeehonden. De huiler lag nog steeds helemaal alleen bewegingloos dicht tegen een steen aangedrukt. Toen mijn man naar het dier toeging, constateerde hij dat het amper, heel licht en oppervlakkig ademde en dat vacht, kop en ogen bedekt waren met opgedroogd en hard geworden slik. Hij heeft het dier opgeraapt en we hebben het meegenomen en onder protest van medewerkers van Pieterburen naar de opvang Eemsdelta gebracht.”

Het jonge dier – een vrouwtje – was broodmager, had ingevallen flanken en woog amper 8 kilo. Zij had nog een verse navelstreng: was dus slechts een à twee dagen oud. In haar bekje zat zand: dat betekent dat zij in de periode voorafgaand aan de observatie al lange tijd geen eten heeft gehad. Ook het feit dat van de eerste portie toegediende ORS (Oral Rehydration Salts) ruim twee-derde weer werd uitgebraakt, geeft aan dat het dier al lange tijd zonder voeding is geweest. De huiler is thans in opvang, is gecontroleerd door een zeer ervaren dierenarts en wordt iedere paar uur heel voorzichtig gevoed. De vrijwilligers van de Zeehondenopvang Eemsdelta hopen dat zij het gaat redden.

Bron: Lenie ’t Hart

Cookieinstellingen